W.-China; 75 cm.
Mijns inziens een van de mooiste soorten voor de rotstuin, een zeer gedrongen groeiend struikje vormend, met stevige, dicht beschubde twijgen en elliptische tot lancetvormige, aan beide zijden dicht beschubde bladeren, April-Mei zeer rijk bloeiend met kleine, violet-blauwe bloemen in zeer dichte, eindstandige bloeiwijze. Bladeren zeer kort gesteeld, 2-4 cm lang, 10-18 mm breed, bovenzijde matglanzend donker Olijfgroen, onderzijde dofgroen, duidelijk beschubd.
Bloemstelen tot 6 mm lang; kelkslippen even lang en gewimperd; bloemkroon tot 2,5 cm in diameter; meeldraden even lang als bloemkroon, aan de voet behaard; helmdraden violetkleurig, helmhokjes donkerbruin; stijl iets langer dan meeldraden; vruchtbeginsel fijn beklierd.