W.-China; 1,5 m.
Bij ons zelden hoger wordend dan 40-60 cm, een breed uitgroeiende struik vormend met beschubde twijgen en zeer kort gesteelde omgekeerd-eivormige bladeren. Deze zijn 2-3,5 cm lang, de top iets genaaid, onderzijde lichtgroen of blauw-groen, spaarzaam beschubd.
Bloeit in Mei met meestal alleenstaande, ook met 2-4 bloemen bijeen in eindstandige tuilen; bloemen rose-purper tot donker-purper, aan de buitenzijde blauw-groen berijpt; bloemkroon klokvormig, 1,5-2 cm in diameter; meeldraden 10-12, aan de basis behaard; stijl zeer dik, korter dan meeldraden.