Himalaya, O.-Nepal; 3 m.
Bij ons zelden hoger wordend dan 1-1,5 m en een dichtgroeiende struik vormend met ei- of lang-eivormige bladeren, bij het uitlopen enigszins blauw-groen getint. Bladeren 5-8 cm lang, met iets genaaide top en zwak hartvormige bladvoet, bovenzijde donkergroen, onderzijde blauwachtig, eerst spaarzaam behaard, later kaal.
Bloeit in April-Mei, met 6-8 bloemen in dichte tuilen; bloemen geel, met donkere vlek; bloemkroon 5-7 cm in diameter, klokvormig; 10 meeldraden;
stijl aan de basis iets beklierd. Verlangt een zeer beschutte standplaats.