Abrikoos China; 6-10 m.
Synoniem: Armeníaca vulgáris LAM..
De gewone abrikoos is in het midden der zestiende eeuw in M.- en W.-Europa ingevoerd en was toen reeds sedert lange tijd in cultuur in zuidelijker gelegen streken. Het is een gebergteboom, die als hoge struik of kleine boom voorkomt, met kort aangezette, stevige stam met grijze, diep gespleten schors, brede, bijna ronde kroon en glanzend bruine, later grijs-bruine twijgen met zeer opvallende lenticellen.
Bladeren 4-8 cm lang, breed-ovaal of eirond, meestal met breed wigvormig toelopende bladvoet en lang toegespitste, aan korte zijtwijgen ook bijna afgeronde top, bladrand stomp gezaagd, bovenzijde donkergroen, kaal, onderzijde iets lichter en spaarzaam in de nerfoksels behaard; bladsteel tot 3,5 cm lang, geklierd. Bloeit vóór de bladontwikkeling met zeer kort gesteelde of zittende, alleenstaande bloemen, 2-3 cm in diameter, in knop lichtrood, geheel open, lichtrose getint; vruchten tot 5 cm lang, aan de top stomp gepunt, bij rijp worden geel, aan de zonzijde rood getint, fluweelachtig behaard.
P.a. var. variegáta C.S., synoniem: Armeníaca vulgáris var. fóliis-variegátis LOUD., heeft geel-wit gevlekte bladeren.
P.a. var. péndula JAEG. wordt zelden meer gekweekt, heeft sterk afstaande takken en in korte bogen overhangende twijgen.
Van de bij ons gekweekte cultuurvormen zijn de Oranje abrikoos en de Bredase, wel de oudste; daarnaast komen voor Moorpark, De Nancy, Précoce de Bourbon en andere, die grotere vruchten dragen.