M.- en W.-China; 20 m.
Synoniem: P.serótina REHD., P.montána NAKAL De Chinese peer vormt een opgaand groeiende boom met eerst behaarde, later kale, glanzend geel-bruine twijgen met tamelijk grote lenticellen; knoppen aan de top zijdeachtig behaard, in de winter kaal. Bladeren aan tot 5 cm lange bladstelen, 7-12 cm lang, ovaal of eivormig-ovaal, lederachtig, met spitse top en meestal afgeronde bladvoet, zeer fijn gezaagde bladrand, in het voorjaar vooral aan de onderzijde zijdeachtig-viltig behaard, later bovenzijde glanzend donkergroen, kaal, onderzijde lang behaard blijvend, heldergroen.
Bloeit zeer rijk met witte bloemen in vlokkig-viltig behaarde, later kaal wordende tuilen; bloemen 3-3,5 cm in diameter; 20 meeldraden; 5 stijlen;
vrucht tot 3,5 cm in diameter, rond-peervormig, bruin, licht gestippeld.
P.p. var. cúlta NAKAI; hiertoe behoren enkele grootvruchtige vormen, van China afkomstig, doch merendeels in Japan verspreid en door VON SIEBOLD vandaar in Europa ingevoerd, namelijk Sieboldi, Mikado, Daimyo en Mad. von Siebold. Oudere kwekers herinneren zich deze namen wel; het zijn vormen die allengs uit de culturen verdwenen zijn. Al deze munten uit door sterke groei, de twijgen glanzend licht bruin gekleurd met grote lenticellen, zeer grote, lang gesteelde, bij na ronde of langwerpige vruchten,donkerbruin met koperachtige weerschijn.
