Gepubliceerd op 19-03-2019

Lýcium halimifólium MILL

betekenis & definitie

Middellandse Zeegebied; 3 m.

Synoniem: L.vulgáre DUN., L.bárbarum AIT. non L., L.europáeum GOUAN non L.; soms ook als L.áfrum op onze kwekerijen.

De meest gekweekte soort, gebruikt als klimstruik voor beplanting van zonnige hellingen, voor hagen vooral in onze duinstreken en aldaar ook in het wild voorkomend. Vormt een hoge, brede struik met meestal gedoomde, opgaand groeiende en overhangende, lichtgrijze takken, grijs-groene, lancetvormige bladeren, in Juni-Juli bloeiend met kleine, violette bloemen, welke opgevolgd worden door eivormige, scharlaken-rode of oranje-rode vruchten.

Bladeren 3-7 cm lang, met spitse of stompe top, spits toelopende bladvoet; bloemen 12-15 mm lang; kelk meestal 3-lobbig, soms ondiep gelobd, lobben stomp; kroonbladen ongeveer even lang als of iets langer dan kroonbuis; meeldraden aan de voet ringvormig dicht behaard; vruchten 1,5-2 cm lang.

L.h. var. lanceolátum C.S., synoniem: L.lanceolátum POIR., heeft smal-lancetvormige, naar beide zijden puntig toelopende bladeren, hoogstens 5 cm lang, tot 1 cm breed; bloemen iets kleiner dan die van de soort.

< >