Alpenazalea Zeer langzaam groeiende, kruipende struiken met dicht opeengedrongen, zeer kleine, kort gesteelde bladeren, in Juli-Augustus bloeiend met kleine, klokvormige bloemen, alleenstaand of weinige bijeen aan het einde der twijgen; bloemen 5-tallig; kelkbladen zeer smal; bloemkroon tot op ⅓ gespleten;
meeldraden 5, korter dan bloemkroon; doosvrucht bijna rond, met blijvende stijl.
Van dit geslacht is slechts één soort bekend; deze wordt vermeerderd van zaad, in pannen onder glas, door afleggen of van zomerstek onder glas.