Laagblijvende struiken met zomer- en wintergroene klierachtig beschubde bladeren; bloemen alleenstaande, okselstandig of eindstandig en dan in korte 3- 10-bloemige schermen; kelk met 5 korte slippen;
bloemkroon klok- of kruikvormig, 5-lobbig; meeldraden 10, ongeveer zo lang als de kroonlobben;
stijl kort.