O. N.-Amerika; 10-15 m.
Synoniem: I. quercifólia MEERB..
Is bij ons de gewone hulst, I. aquifólium, de meest voorkomende soort, in Amerika is bovenstaande soort het meest verspreid en als gewone Amerikaanse hulst bekend. Hij komt veelvuldig voor in de bossen der oostelijke staten Georgië, Texas, Arkansas, Florida en Massachusetts, wordt daar ook zeer veel gekweekt en, evenals bij ons de gewone hulst, ook voor het planten van hagen algemeen gebruikt. Ook deze soort kan bij ons een vrij grote hoogte bereiken en al is de eerste jaren de groei min of meer dwergachtig, op oudere leeftijd groeit zij vrij snel op en vormt een smalle pyramidale kroon met sterk afstaande takken. Jonge twijgen aan de top fijn behaard, later geheel kaal en glad; bladeren 5-10 cm lang, 2-4,5 cm breed, bovenzijde dof donkergroen, iets gewelfd, onderzijde geel-groen, aan beide zijden de zijnerven duidelijk zichtbaar, verschillend van vorm, elliptisch of ovaal, ook omgekeerd eivormig, meestal bochtig en stekelig getand, zelden gaaf. Bloeit in Juni, meestal 3-9 bloemen bijeen aan korte behaarde stelen; vrucht ongeveer 4-6 mm lang, helderrood.
Ilex opáca verlangt een beschutte standplaats en is als alleenstaande boom zeer mooi, vooral in het voorjaar als de jonge bladeren te voorschijn komen, daar deze in tegenstelling met de dofgroene oudere bladeren glanzend bruinrood zijn getint.
