Z.-Europa, Balkan; 1 m.
Synoniem: G. tinctória var. ováta SCHULTZ.
Van de voorgaande soort te onderscheiden door een meer opgaande groeiwijze, behaarde twijgen en grotere, dichter behaarde bladeren en langere, meestal viltig behaarde peulvruchten.Twijgen groen, viltig behaard; bladeren 1-3,5 cm lang, 6-16 mm breed, eerst aan beide zijden dicht behaard, later bovenzijde spaarzaam behaard, soms bijna kaal, donkergroen, onderzijde grijs-groen, blijvend dicht behaard, lancetvormig tot ovaal. Bloemen heldergeel, in Juli-Augustus in 3-6 cm lange eindstandige trossen; alle kroonbladen kaal; kelk diep 5-tandig, behaard; peulvrucht tot 4 cm lang.
c. bladeren 3-tallig of aan eenzelfde plant 3-tallig en enkelvoudig; bloemen in eindstandige trossen of hoofdjes.