Gepubliceerd op 19-03-2019

Forestiéra POIR

betekenis & definitie

Opgaand groeiende, dicht vertakte struiken met tamelijk dunne twijgen, overstaande, meestal zomergroene, op die van Ligústrum gelijkende bladeren;

2-huizig of polygaam; bloemen zonder kroonbladen, vóór of na de bladontwikkeling, in kleine pluimen of bundels; besvormige steenvrucht, 1-2-zadig. Tot dit geslacht behoren ongeveer 20 soorten, alle in Amerika inheems; bij ons komen slechts onderstaande soorten voor, betrekkelijk onaanzienlijke, hoog opgroeiende struiken met weinig opvallende, geelgetinte bloemen. Men kweekt Forestiéra van zaad of van laat zomerstek onder glas.

Forestiéra neomexicána GRAY M.N.-Amerika; 3 m.

Synoniem: Adélia parvifólia Cov..

Bij ons een vrij hoge, dicht vertakte, opgaand groeiende struik vormend met dunne, soms verdoornde twijgen; bladeren zeer kort gesteeld, 2-5 cm lang, 6-14 mm breed, elliptisch of omgekeerd lang-eivormig, top spits of stomp, bladvoet in de korte steel overgaand, gaaf, overigens de rand zwak gezaagd, bovenzijde grijs-groen, aan beide zijden kaal. Bloeit April-Mei met kleine, lichtgele bloemen in korte bundels aan vorig jaar gevormde takken; meeldraden meestal 2-4; vruchten kort gesteeld, 3-5 mm lang, zwart.

< >