M.-China; 1,5 m.
Breed uitgroeiende struik met geheel kale, lichtbruine twijgen, tamelijk grote, lancetvormige bladeren aan tot 8 mm lange bladstelen, in Juni zeer rijk bloeiend met witte bloemen in grote, losse, opstaande tuilen. Twijgen aan de top overhangend, in tweede jaar afschilferend; bladeren 4-8 cm, aan twijgen soms tot 12 cm lang, top spits, bladvoet kort afgerond, soms wigvormig, rand klierachtig gezaagd-getand, bovenzijde donkergroen, ruw aanvoelend en met iets ingezonken nerven, onderzijde blauw-groen, beide zijden sterharig.
Bloeit in geheel kale, tot 6 cm brede, trosvormige tuilen; bloemen 2-2,5 cm in diameter; kelkslippen even lang als of iets langer dan kelkbuis; meeldraden bijna even lang als kroonbladen; stijlen 3-4, ongeveer even lang als meeldraden.