Trosbloemige druivendoorn Transkaukasië; 1 m.
Synoniem: Rúscus racemósus L..
Bij de bloemisten is deze soort beter bekend dan bij de boomkwekers, daar deze de ingevoerde twijgen als bindmateriaal gebruiken.
Bladeren 3,5-4,5 cm lang, bovenzijde glanzend donkergroen en lancetvormig; bloemen in Juli-Augustus, geel-groen; vrucht een kleine, rode bes, bij ons zelden rijp wordend.