M.- en Z.-Europa; 50 cm.
Synoniem: Genísta purpúrea SCHEELE.
Een van de meest bekende soorten, een kleine struik vormend met kale, kantige, groene, overhangende twijgen, donkergroene, 3-tallige bladeren en purper gekleurde bloemen. Een soort, die zeer veel wordt gekweekt, soms als kroonboompje afgeënt op stammetjes van Labúrnum anagyroídes.
Blaadjes zeer kort gesteeld, 5-25 mm lang, 3-12 mm breed, bovenzijde donkergroen, kaal, onderzijde heldergroen, kaal, omgekeerd lang-eivormig, top stomp toelopend, bladrand fijn gewimperd. Bloeitijd Mei-Juni, bloemen okselstandig, meestal 2-3 bijeen;
vlag omgekeerd eirond, aan de top iets uitgerand;
kelk aan de rand fijn behaard, peulvrucht tot 3 cm lang, smal, geheel onbehaard, zwart wordend.
C. p. var. elongátus ANDRÉ heeft steviger, meer hangende twijgen en violet-rode bloemen;
C. p. var. álbus SWEET heeft kleine, witte bloemen, soms iets violet gestreept.