O.- en M.-Amerika; 7 m.
Synoniem: C.cordáta AIT.; C.acerifólia MOENCH, C.populifólia WALT..
Bij ons een hoge struik of kleine boom vormend, met bijna ronde kroon met kleine, glanzend groene bijna hartvormige bladeren. Twijgen kaal, later bruin-rood met tot 5 cm lange doornen met 1-2 knoppen aan de basis; bladstelen 1,5-3,5 cm lang, kaal; bladeren 4-7 cm lang, 3-5,5 cm breed, driehoekig eivormig, aan 1-jarige twijgen 3-5-lobbig, met bijna vlakke, soms zwak hartvormige bladvoet en spitse top, rand stomp gezaagd met brede tanden, soms iets genaaid, bovenzijde glanzend groen, onderzijde iets lichter, geheel kaal.
Bloeit in Mei-Juni met witte bloemen in geheel kale schermvormige tuilen; bloemen 1-1,5 cm in diameter, met ongeveer 20 meeldraden en gaafrandige kelkslippen; vruchten 5-7 cm in diameter, glanzend koraalrood, soms met blijvende stijlen; 3-5 stenen.
Voor tuin- en parkbeplanting een zeer aanbevelenswaardige soort, daar de bladeren zeer laat afvallen en de vruchten tot einde October aan de struik blijven.
C.p.var.fastigiáta SLAVIN vormt een kleine boom, met een meer zuilvormige kroon; bloemen en vruchten kleiner dan die van de soort.