W.-China; 1,5 m.
Tamelijk hoog, doch zeer breed uitgroeiende struik met sterk afstaande, soms in bogen overhangende twijgen. Bladeren,6-12 mm lang, lang-eivormig, met afgeronde of stompe, iets uitgerande top, bovenzijde glanzend groen, onderzijde lichtgroen en spaarzaam aanliggend behaard.
Bloeit in Mei met talrijke witte bloemen; deze 6-8 mm in diameter; vruchten 6-8 mm in diameter, oranje-rood, zeer lang aan de struik blijvend. Een van de weinige soorten die als bloemstruik waarde heeft voor tuinbeplanting. Op oudere leeftijd bloeit deze soort zeer rijk en is ook tijdens het rijp worden der vruchten zeer mooi.
C.c. var. decóra RUSSELL, lager blijvend dan de soort met kruipende takken, een dichte kussenvormige struik vormend.
B. Bloemen 3 tot vele bijeen; planten opgaand groeiend, zomergroen.
Cotoneáster multiflóra BGE Veelbloemige rotsmispel Kaukasus, W.-China; 3 m.
Synoniem: C.refléxa CARR..
Zijn de meeste soorten tijdens de bloei weinig opvallend, deze soort vormt een hoog opgroeiende struik met enigszins overhangende twijgen, die in Mei geheel bezet zijn met veelbloemige tuilen witte bloemen, welke in September opgevolgd worden door talrijke, scharlakenrode vruchten. Voor groepen een der mooiste soorten, ook als bloemstruik.
Twijgen tamelijk dun, eerst behaard, later kaal en bruin-rood. Bladeren zeer dun, aan tot 2 cm lange, dunne bladstelen, breed-elliptisch tot rond-eivormig, met stompe, vaak afgeronde of soms iets uitgerande top, wigvormig toelopende blad voet, eerst aan beide zijden (bovenzijde langs de nerven) behaard, later bovenzijde kaal, donkergroen, onderzijde iets behaard blijvend of bijna kaal, grijs-groen. Bloemen wit, tot 20 bijeen; vrucht tot 8 mm in diameter, eirond.
C.m. var. calocárpa REHD. et WILS. onderscheidt zich van de soort hoofdzakelijk door grotere vruchten;
bladeren iets langer en aan de onderzijde meer behaard dan die van de soort.