Gepubliceerd op 15-03-2019

Cotoneáster bulláta bois

betekenis & definitie

W.-China; 3 m.

Ongetwijfeld een van de mooiste soorten, die in grote groepen of enkele bijeen kunnen worden aangeplant, opvallend door de tamelijk grote, eivormige bladeren met diep ingezonken nerven, hoofdzakelijk echter voor de mooie vruchten aangeplant wordend, die in groot aantal van eind Augustus af tot diep in de herfst de struik sieren.

Hoog opgroeiende, tevens breed uitgroeiende struik met eerst behaarde, later geheel kale, grijs-bruine twijgen; bladeren bij het uitlopen bruin-groen getint, later matglanzend donkergroen, spits of toegespitst, aan tot 6 mm lange bladsteel, onderzijde eerst spaarzaam behaard, later geheel kaal, grijs-groen, sterk netaderig.

Bloeit einde Mei, begin Juni met kleine, rose bloemen in veelbloemige tuilen; kelk onbehaard, kelkbladen kort afgerond; vruchten 6-9 mm lang, glanzend rood, met 4-5 stenen.

C.b. var. floribúnda REHD. et WILS. blijft lager dan de soort, zeer rijk bloeiend aan het einde der korte zijtakken. Bladeren met sterk omgebogen bladrand en top; vruchten iets later rijp wordend, evenals die van de soort sterk glanzend.
D. Bloemen 2 bijeen of in tuilen van 3-9; bladeren 3-7 cm lang, afvallend;

vruchten zwart.

< >