Amerikaanse hazelaar O. N.-Amerika; 2-3 m.
Syn.: C. calyculáta DIPP..
De amerikaanse hazelaar vormt een betrekkelijk dicht groeiende, brede struik, welke bij ons zelden hoger wordt dan 1,5-2 m. Om de bloei en de mooie herfstkleur is deze soort aanbevelenswaardig, daar reeds vroeg in het najaar de bladeren geel of geel-bruin zijn gekleurd. Oude takken grijs; twijgen grijs-bruin, vooral aan de top klierachtig bruin behaard. Bladsteel 1-1,5 cm lang, behaard; bladeren 8-12 cm lang, 6-10 cm breed, bovenzijde spaarzaam behaard, heldergroen, onderzijde zacht behaard, iets lichter getint, breed-eivormig of ovaal, bladvoet gewoonlijk hartvormig, zelden afgerond, top kort toegespitst, bladrand ongelijk dubbel gezaagd. Bloeit in Februari-Maart zeer rijk met tot 6 cm lange, walsvormige katjes; vruchten meestal meerdere bijeen of alleenstaand; nootje tot 1 cm lang, glanzend lichtbruin en geheel door een tot 3 cm lang vruchtomhulsel omgeven; het vruchtomhulsel aan de top diep ingesneden, de slippen boven de noot een weinig afstaand.