Trompetbloem Zomergroene klimplanten met hechtwortels en overstaande, oneven geveerde bladeren; bloemen in eindstandige trossen of pluimen; kelk 5-delig;
kroon regelmatig, met trechtervormige buis en 5 afgeronde lobben; 4 meeldraden; vruchtbeginsel bovenstandig, 2-hokkig; hauwvrucht met gevleugelde zaden. Slechts 2 soorten zijn van dit geslacht bekend, die vroeger tot het geslacht Bignónia werden gerekend, nu soms nog voorkomen onder de geslachtsnaam Tecóma. Beide hieronder voorkomende soorten worden gebruikt voor begroeiing van gevels, liefst aan de Zuidzijde; op oude buitenplaatsen vindt men vaak hoog opgroeiende exemplaren die in de zomer volop bloeien met trompetvormige oranje- of scharlakenrode bloemen. Men kweekt Cámpsis het vlugst door veredelen onder glas op wortelstokken van C. radícans, ook van zaad of wortelstek.
