Echte papier-moerbei China, Japan; 10-12 m.
Synoniem: Mórus papyrífera L..
Bij ons gewoonlijk een hoge struik wordend van 3-5 m hoog, meestal in kleine groepen of alleenstaande geplant als zogenaamde bladheester en dan jaarlijks sterk teruggesnoeid; de bladeren worden dan in de regel groter en sterker gelobd dan bij ongesnoeide bomen of struiken. Bladsteel hoogstens 3 cm lang; bladeren gemiddeld 12-16 cm lang, aan jonge, sterk groeiende exemplaren soms groter, bovenzijde donkergroen, kort behaard, onderzijde grijsgroen, viltig behaard, meestal eivormig met afgeronde, doch ook soms een weinig wigvormig toelopende bladvoet, aan oude bomen meestal ongelobd, bij jonge planten soms 3-5-lobbig.
Broussonétia verlangt een beschutte, zonnige standplaats en een kalkrijke vruchtbare bodem; hij wordt vermeerderd door zaad, ook door afleggen; variëteiten, evenals bij Mórus, veredelen op de wortelhals van zaailingen.
B. p. var. laciniata SER., Synoniem: B. p. var. dissécta HORT.; een zeer langzaam groeiende struik met smalle, diep ingesneden of gelobde bladeren en meestal wigvormig toelopende bladvoet. Enkele andere variëteiten werden vroeger nog wel gekweekt, doch zijn uit de culturen verdwenen, namelijk de var. cordáta met hartvormige bladeren; de var. cuculláta met bijna ronde bladeren, waarvan de bladrand sterk omgebogen is, benevens enkele bontbladige vormen; zij zijn echter niet tegen onze strenge winters bestand.