v., het beschrijven van het fysieke milieu van de mens.
© Bij milieukartering wordt informatie verzameld over de milieukenmerken van een gebied. Dit kan zowel direct in het kader van planvorming als indirect door de opbouw van algemene databestanden plaatsvinden. Milieukarteringen zijn uitgevoerd op lokaal, regionaal, provinciaal en nationaal niveau. De milieukenmerken, die worden geïnventariseerd en eventueel op kaarten beschreven, worden in vier hoofdgroepen verdeeld: abiotische elementen (bodem, water, lucht), biotische elementen (vegetatie, flora en fauna), cultuurhistorische elementen en visueel-ruimtelijke elementen. Tot nu toe zijn voornamelijk patroon- en structuurkenmerken geïnventariseerd. Proceskenmerken van de verschillende elementen zijn in een beperkt aantal gevallen op indirecte wijze, met behulp van criteria of indicatoren, beschreven.
De milieukartering kan worden aangevuld met een milieubelastingkartering, waarmee omvang en reikwijdte van verschillende vormen van milieubeïnvloeding (luchtverontreiniging, geluid, aantasting van vegetatie, water- en bodemverontreiniging) worden beschreven.
De oorsprong van de milieukartering ligt in acties van milieubewuste individuen en groepen tegen bepaalde ingrepen of plannen. Hieruit ontwikkelden zich twee benaderingen, de strategie voor milieubehoud en het milieu-aspect in de planvorming. De strategie voor milieubehoud hanteert de milieukartering als instrument ter verdediging van specifieke (milieu)belangen in beslissingsprocedures. Overheidsinstanties hanteren de milieukartering als instrument voor de ruimtelijke ordening o.a. bij het opstellen van (nationale) structuurschetsen, (regionale) streekplannen en (gemeentelijke) bestemmingsplannen.
Discussies omtrent de milieukartering hebben zich vanaf 1972 gericht op methoden van inventarisatie en van verwerking van gegevens (integratie, interpretatie en evaluatie) en op de toepassing van de resultaten van de kartering in het beleid. Ten aanzien van de inventarisatie kan men zich afvragen of de gekozen milieukenmerken de meest relevante zijn in het kader van het doel van de kartering. Voor planvorming is het doel te bepalen waar het milieu mogelijkheden biedt voor (combinaties van) verschillende ruimtevragende activiteiten. Veel kritiek heeft zich gericht op de methoden waarmee geïnventariseerde gegevens zijn verwerkt tot milieuwaarden. Deze milieuwaardering is meestal opgebouwd door de gegevens omtrent de verschillende milieu-elementen met behulp van wiskundige formules tot milieuwaarde-indices te combineren. Enerzijds wordt gesteld dat hierbij subjectieve keuzen van onderzoekers op schijnbaar objectieve wijze tot waarden worden verheven, anderzijds dat op zijn best een dergelijke integratie van de milieuelementen teneinde een ecosysteem- of landschapskartering te verkrijgen, elke wetenschappelijke (m.n. ecologische) basis mist.
Vanuit beleidskringen wordt daartegenover gesteld dat de milieuwaardering noodzakelijk is om beleidskeuzen te maken, maar natuurlijk de in de waardering gemaakte keuzen duidelijk moeten worden gemaakt. Als bezwaar tegen de milieuwaardering, en derhalve als gevaar van milieukartering, is verder nog aangevoerd dat relatief lager gewaardeerde delen van het milieu hierdoor eerder voor verdere aantasting in aanmerking komen dan voor bescherming. Een combinatie van milieukartering en → milieu-effectrapportage ligt in het verschiet zowel voor planvorming, waarbij een overzicht van de effecten van mogelijke alternatieven de ontwikkeling van het plan sturen, als voor plantoetsing, waarbij de databestanden, die o.a. door het in oprichting zijnde Centrum voor Milieukartering worden opgebouwd, in de milieueffectrapportage kunnen worden toegepast. Afb.p.425.
Litt. J.I.R.Kalkhoven e.a., Landelijke milieukartering (1976); M.Burggraaf e.a., Milieukartering: methoden, toepassing en perspectief (1979).