v. (mv.), Hominidae, familie behorend tot de orde primaten, waartoe de mens en de mensachtigen worden gerekend, zowel uitgestorven als recente vormen omvattend.
© De kennis van de uitgestorven hominiden is de laatste jaren door vele vondsten sterk uitgebreid. Het toch nog steeds betrekkelijk geringe aantal en het vaak fragmentarische karakter van de vondsten maken echter de onderverdeling in geslachten en soorten, de scheidslijnen en mogelijke verwantschappen daartussen, en de plaats die de verschillende vondsten innemen in het beeld van de evolutie van de mens, tot steeds terugkerende punten van discussie. Diverse geslachten, soorten en ondersoorten bestonden tegelijkertijd. Hun onderlinge relaties en het tijdstip waarop hun evolutie gescheiden wegen begon in te slaan, zijn niet altijd duidelijk (b.v. Australopithecus/Homo; Homosapienssapiens/Homo sapiens neanderthalensis). Tussenvormens en -groepen zijn iedere keer weer moeilijk binnen de hoofdindeling (→ Homo) onder te brengen.
Van Ramapithecus (15—10 mln. jaar geleden) zijn thans ca. 25 (fragmenten van) kaken en gebitten bekend. De nieuwere vondsten zijn afkomstig uit Griekenland (1972), Turkije (1974), Hongarije (1975) en China (1979). De jaartallen betreffen steeds de oudste publikatie over de desbetreffende vondst.
De meeste nieuwe vondsten van Australopithecus zijn gedaan in Oost-Afrika: Olduvai en Laetolil (Tanzania; o.a. door Mary Leakey), Koobi Fora en vele andere plaatsen aan en in de buurt van het Turkanameer (Kenia; o.a. door Richard Leakey) en verder in het Omobekken, Melka Kunturé en Afar (Ethiopië). De vaak fragmentarische resten van grote aantallen individuen dateren van bijna 4 mln. tot minder dan 1 mln. jaar geleden. In Europa zijn geen resten van Australopithecus gevonden, wel resten van materiële cultuur (1,8 mln. jaar oud).
Veel recente vondsten van Homo komen uit dezelfde Afrikaanse vindplaatsen. De oudste vondst van H. habilis wordt op bijna 2 mln., door anderen op 2,6 mln. jaar oud geschat. De taxonomische positie van deze vondsten blijft een punt van discussie. In lagen die jonger zijn dan 1,5 mln. jaar, zijn geen H. habilis-vormen gevonden.
Resten van H. erectus (2000000—300000 jaar oud) zijn in veel grotere aantallen gevonden dan die van H. habilis. Recente vondsten zijn weer gedaan in Oost- en Zuid-Afrika; verder o.a. in China (Landen, 1964) en Java (1973 en 1974). In Europa zijn een aantal vondsten gedaan (H. erectus en H. sapiens) waarvan de taxonomische positie (tussen H. erectus en H. sapiens) niet geheel duidelijk is; o.a. Vértesszöllös (Hongarije, 1965), Petralona (Griekenland, 1960), Bilzingsleben (DDR, 1972—75), Tautavel (Frankrijk, 1969-78). Hetzelfde geldt voor de Chinese vondsten uit Soetjiajau (1976—77; fragmenten van tien individuen).
Van H. sapiens neanderthalensis en H. sapiens sapiens zijn de laatste jaren weliswaar enkele nieuwe vondsten gedaan, maar de inzichten zijn daardoor niet sterk veranderd. In het algemeen denkt men aan een verspreiding van deze groepen over gebieden met een grote ecologische verscheidenheid, waardoor diverse variëteiten ontstaan zijn die opgevat kunnen worden als gespecialiseerde vormen. Ook is daartussen weer vermenging opgetreden. Sommige vormen stierven uit, andere hebben zich soms met grote snelheid verspreid. Zo heeft zich b.v. H. sapiens sapiens de laatste 50000 (?) jaar ook over Oceanië, Australië en Amerika verspreid. Afb.p.313.
Litt. W.E.LeGros Clark, The fossil evidence for human evolution (1955; 3e dr. herzien door B.G. Campbell, 1978).