Gepubliceerd op 17-01-2021

Gezondheidszorg

betekenis & definitie

v., het geheel van maatregelen en voorzieningen die tot doel hebben een goede gezondheid, zowel lichamelijk als geestelijk, te behouden of te verkrijgen.

© In de gezondheidszorg kan onderscheid worden gemaakt tussen curatieve gezondheidszorg, gericht op de behandeling en genezing van zieken, en preventieve gezondheidseorg, gericht op het voorkomen van ziekten, en behoud en bevordering van gezondheid.

NEDERLAND Voor een indeling van de curatieve gezondheidszorg wordt meer en meer gebruik gemaakt van het zgn. echelonneringsprincipe. Echelonnering in de gezondheidszorg moet primair worden gezien als een functionele indeling van de curatieve voorzieningen in categorieën (echelons), zodat een trapsgewijze ordening in de zorgverlening ontstaat. Sinds ca.1970 wordt de volgende indeling gehanteerd (men spreekt daarbij ook wel van eerste lijn, tweede lijn enz.):

1. het eerste echelon omvat alle niet-gespecialiseerde voorzieningen. Het moet vrij toegankelijk zijn voor de patiënt en selectief kunnen doorverwijzen naar het tweede echelon. Het eerste echelon omvat de zorg van de huisarts, de wijkverpleegkundige, de verloskundige, de tandarts, evenals hun medewerkers. De huisarts staat hierbij centraal. Hij is degene, die naar de hogere echelons verwijst en contacten onderhoudt met de specialisten, de kruisverenigingen en andere organisaties op het terrein van de gezondheidszorg. Op dit niveau moet ook de samenwerking tussen de gezondheidszorg en het maatschappelijk werk tot stand komen. Ook de nog op experimentele basis werkzame (wijkgezondheidscentra, waarin huisartsen, wijkverpleegkundigen, maatschappelijk werkers, fysiotherapeuten e.a. samenwerken, behoren tot de eerste-lijnsvoorzieningen.
2. Het tweede echelon of de tweede lijn omvat de medisch-specialistische zorg, die zowel klinisch (na opname in het ziekenhuis) als poliklinisch wordt verleend. Het tweede echelon is in beginsel slechts toegankelijk via het eerste echelon (verwijzing door de huisarts).
3. Onder het derde echelon of de derde lijn valt de zorg voor hen die wegens chronische ziekten of blijvende defecten van lichamelijk of psychische aard langdurige verpleging en/of verzorging behoeven. Deze zorg wordt verleend in verpleeghuizen en inrichtingen voor gehandicapten, zwakzinnigen e.d. Het derde echelon, waarin de verpleging en de verzorging van de patiënt op de voorgrond staan, bereikt men meestal via het tweede echelon.

Het beleid van de Ned. overheid is erop gericht de groei van de tweede-echelonszorg, die de laatste decennia onevenredig is toegenomen, enigszins af te remmen, met een gelijktijdige versterking van het eerste echelon. Vooral de groei van de algemene ziekenhuizen heeft een stormachtig verloop gehad. In de jaren 196474 is het aantal ziekenhuisbedden met 40 % toegenomen. Het aantal personen dat werkzaam is in de gezondheidszorg, steeg in deze periode met 73 %. Het streven is erop gericht de beddencapaciteit van de algemene ziekenhuizen geleidelijk terug te brengen tot 4 per 1000 inw. De Wet Ziekenhuisvoorzieningen van 1971, gewijzigd en aangevuld in 1976 maakt dit mogelijk. Ook zal meer nadruk moeten worden gelegd op de preventieve gezondheidszorg en op de versterking van de eerste-lijnszorg.

De preventieve gezondheidszorg wordt meestal los gezien van de indeling in echelons van de curatieve gezondheidszorg. De gedachte dat voorkómen beter is dan genezen en in elk geval minder kostbaar, maakt nog steeds opgang, maar bij de huidige welvaartsziekten boekt de preventieve gezondheidszorg tot nu toe weinig succes. Er is nog slechts geringe vooruitgang te verwachten van de mogelijkheden om chronische ziekten, m.n. hart- en vaatziekten en ziekten met een psychosomatische of psychosociale oorzaak effectief te behandelen. Dit is vooral te wijten aan het feit dat te nemen preventieve maatregelen veel directer dan vroeger het leven van de individuele mens raken, omdat zij in zijn dagelijkse gewoonten ingrijpen. Bovendien is een aantal ziekten het gevolg van verouderingsprocessen. Gezondheid is de resultante van verschillende factoren, zoals erfelijkheid (constitutie), milieu, leefwijze, sociale en psychische beïnvloeding en geneeskundige zorg. Mede in verband met de sterke kostenstijging van de gezondheidszorg is het noodzakelijk de bevolking ervan te doordringen, dat men voor zijn gezondheid, zowel ten opzichte van zichzelf en zijn gezin als ten opzichte van de gemeenschap, een duidelijke eigen verantwoordelijkheid draagt.

Een belangrijk deel van de preventie wordt gevormd door gezonde leefgewoonten. Daarnaast zal voor tijdige diagnose van bepaalde ziekten voor sommige leeftijdsgroepen een periodiek bevolkingsonderzoek nuttig kunnen zijn. De wijze van ontstaan van gezondheidsproblemen brengt met zich mee dat niet alleen de medische sector, maar ook andere sectoren van de samenleving (consumptieve en industriële sector, welzijns- en verkeerssector) hiertoe hun bijdrage zullen moeten gaan leveren.

Gezondheidszorg en maatschappij De toenemende medische specialisatie en de overwegend eenzijdig technische ontwikkelingen zijn er de oorzaak van dat de afstand tussen arts en patiënt steeds groter is geworden. De hulpzoekende die in de officiële geneeskunst niet aan zijn trekken komt, zoekt naar andere vormen van hulpverlening waarbij niet alleen aandacht wordt besteed aan de lichamelijke, maar ook aan de geestelijke en sociale aspecten van het ziek-zijn en gezond-zijn. O.a. hierdoor trekken alternatieve geneeswijzen steeds meer de aandacht. In Nederland is in 1975 een commissie ingesteld die zich moest gaan buigen over de alternatieve geneeswijzen, onder voorzitterschap van P.Muntendam. Hieruit is juni 1978 een discussienota voortgekomen met een begripsomschrijving en indeling van alternatieve geneeswijzen. Voorts acht zij vooral bij preventie (het voorkomen) van ziekten uitbreiding van thans beschikbare geneeswijzen van belang. Daarnaast is de vereniging Gelijke Rechten voor Alle Geneeswijzen opgericht, met het doel bestaande wettelijke en sociaal-maatschappelijke verschillen tussen alle geneeswijzen op te heffen, alsmede erkende beroepsopleidingen voor alternatieve geneeswijzen te bevorderen.

BELGIË In de preventieve geneeskunde zijn er naast de eigenlijke beoefenaars van de geneeskunde (artsen, apothekers, vroedvrouwen, paramedisch personeel) talloze liga’s, verbonden en kruisverenigingen die zich bezighouden met de gezondheidsvoorlichting. Een bijzondere plaats dient te worden ingeruimd voor het Belg. Rode Kruis dat, in samenwerking met het Departement van Volksgezondheid en van het Gezin, een speciale taak kreeg. Vooral ten behoeve van de schoolbevolking werden door deze organisaties campagnes in verband met de strijd tegen het tandbederf, het voorkomen van ongevallen e.d. georganiseerd. Verder voert het Departement van Volksgezondheid campagnes voor verantwoord ouderschap en tegen druggebruik.

In de preventieve gezondheidszorg werden activiteiten in verschillende richtingen ontplooid. Men tracht zo vroeg mogelijk de psychische geaardheid van ieder kind op te sporen. Zo worden gegevens verkregen die samen met de resultaten van het medisch schooltoezicht van groot nut kunnen zijn voor de beroepsoriëntering en voor de opsporing van geestesziekten. Stelselmatig wordt bij pasgeborenen onderzoek gedaan naar aangeboren stofwisselingsziekten. Ontwikkelingsstoornissen die daar het gevolg van kunnen zijn, kunnen worden vermeden door een aangepast dieet, mits dat vanaf de eerste levensdagen wordt toegepast. Aangezien volgens recente mededelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie blijkt dat de pokken praktisch uitgeroeid zijn, werd de verplichting tot inenting tegen deze ziekte afgeschaft.

De inenting blijft echter voorlopig wel aanbevolen. De systematische massaimmunisatie tegen poliomyelitis, die in 1966 werd ingevoerd, heeft de frequentie van deze ziekte tot nul teruggebracht. Deze immunisatie blijft wèl verplicht. Voor de niet-verplichte inentingen werd een stelselmatige propaganda gevoerd en door de Hoge Gezondheidsraad werd een lijst van alle mogelijke vaccinaties opgemaakt. In het kader van het geneeskundig schooltoezicht wordt de immunisatie tegen rodehond gepropageerd. Dit moet dan gebeuren op een leeftijd en in omstandigheden die de mogelijkheid uitsluiten dat een zwangere in contact komt met rodehondsmetstof.

In hetzelfde kader valt de realisering van het tuberculoseonderzoek, niet alleen bij leerlingen, maar ook bij onderwijzend personeel en hulppersoneel. Ditzelfde onderzoek geschiedt ook bij (vooral jonge) arbeiders, bij dienstplichtigen tijdens en aan het einde van de diensttijd, en bij sportbeoefenaars. In 1971 werd de stelselmatige opsporing ingevoerd van besmettelijke ziekten, bij personen die betrokken zijn bij de voorbereiding en bij het verhandelen van voedingswaren. Een door de Wereldgezondheidsorganisatie erkend centrum, dat ingericht is in het Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie, typeert systematisch de stammen van Salmonella- en SWgeWa-bacteriën, die een aanzienlijke en steeds beter onderkende rol spelen in voedselvergiftigingen. Aan de hand van deze typering is het dikwijls mogelijk de oorsprong van een voedselvergiftiging te bepalen en doeltreffende maatregelen te nemen. Het personeel van levensmiddelenbedrijven wordt systematisch aan een röntgenologisch onderzoek naar tuberculose onderworpen.

De curatieve gezondheidszorg omvat in de eerste plaats de activiteit van het medisch en paramedisch personeel. De rechten en plichten van artsen, tandheelkundigen en apothekers, en tevens die van de organisaties van de Provinciale Geneeskundige Commissies, van de Orde van de Geneesheren en van de Orde van de Apothekers zijn vastgelegd in de KB’s van 10.11.1967. Ook voor de paramedische beroepen worden bindende omschrijvingen van de bevoegdheden wettelijk vastgelegd.

De dienst voor dringende geneeskundige hulpverlening wordt verder ontwikkeld. Naast gewone ziekenauto’s worden of zijn in de universitaire centra reanimatieambulancewagens in dienst gesteld. Hierin kan een intensieve behandeling van acute shock- en ademnoodtoestanden onder leiding van een arts al onderweg naar het ziekenhuis plaatsvinden. De vroegtijdige behandeling van vergiftigingen wordt bespoedigd door het Anti-gifcentrum dat dag en nacht telefonisch bereikbaar is voor iedereen die inlichtingen wenst over de oorzaak en de behandeling van vergiftigingen. De algemene inrichting, de organisatie en de uitrusting van verpleeginrichtingen zijn door de wet van 23.12.1963 en haar talrijke uitvoeringsbesluiten aan strenge voorwaarden onderworpen. De boekhouding en aanverwante vraagstukken (o.a. de kosten van de verzorging in een ziekenhuis) staan onder toezicht van een aparte dienst. Een statistiek van de ziekenhuisuitrusting wordt om de twee jaar opgemaakt en de planning ervan wordt op nationaal en op gewestelijk niveau vastgesteld.

Talrijke wetten en reglementaire maatregelen moeten zorgen voor opvoering van de kwaliteit van de geneesmiddelen. Aan iedere firma die farmaceutische produkten produceert, moet een zgn. industrieapotheker worden verbonden. De verpakte geneesmiddelen (spécialités) moeten door de minister van Volksgezondheid erkend worden. Deze erkenning kan om ernstige redenen weer ingetrokken worden. Anderzijds wordt de aandacht van de geneeskundigen en farmaceuten gevestigd op gevaarlijke bijwerkingen van sommige geneesmiddelen. Een uitwisseling van gegevens hieromtrent tussen artsen, apothekers en het Ministerie van Volksgezondheid wordt bevorderd.

De dienst die dit verzorgt, is op zijn beurt gelieerd met de desbetreffende onderafdeling van de Wereldgezondheidsorganisatie. Er wordt o.a. geprobeerd het toenemende buitensporig voorschrijven en gebruik van medicijnen tegen te gaan. Ook wordt overwogen het aantal farmaceutische fabrieken te beperken.

Ten slotte mag nog gewezen worden op de totale reorganisatie van de psychiatrische verzorging. Het doel is om de acute gevallen zo snel mogelijk de meest adequate verzorging te geven, maar ook om te zorgen dat de psychiatrische behandeling zoveel mogelijk in het normale sociale milieu kan plaatsvinden . → geestelijke-gezondheidszorg.

Litt. J.J.Dokter (red.), Gezondheid en gezondheidscentra (1974); P.A.van Dijk, Geneeswijzen in Nederland (1976); F. Bruins, L.de Bruyn enD.Tielens, Patiëntenrecht (1977); S.Miller e.a., De totale mens als middelpunt van de gezondheidszorg (1978); H.S.Verbrugh, Paradigma’s en begripsontwikkeling in de ziekteleer (1978).

< >