Gepubliceerd op 05-06-2021

Afrikaanse letterkunde

betekenis & definitie

term die vaak gemakshalve wordt gebruikt om alle litteraire produkten van Afrikanen of personen van Afrikaanse afkomst aan te duiden (→ Afrika, LETTERKUNDE).

Orale letterkunde

De Oegandese criticus Micere Mugo praat van oriture, aldus ‘oraal’ en ‘litteratuur’ combinerend. Als belangrijkste karakteristiek van de volkslitteratuur uit Afrika ziet hij dat zij een eenheid vormt, qua plot, opbouw, litteraire middelen (b.v. de rol van het lied), en dat de verhalen doorgaans eindigen met een moraal. Er is een duidelijke voorkeur voor ‘gelegenheidsverklaringen’. De orale litteratuur kan ingedeeld worden in diverse genres, zoals lofliederen (Zuid-Afrika, Rwanda, West-Afrika), onder de Hausa aangeduid met termen als taki en kirari, onder de Zoeloe als imbongi. Daarnaast is er religieuze poëzie, b.v. de moslimliederen, gezongen door Hausa-mallams bij begrafenissen, en de treurliederen van de Ghanese Akan. Voorts is er ook de jagerspoëzie van de Ijaw uit Nigeria. De lofliederen van de Hima uit Nkole (Oeganda) en de dynastieke gedichten van de Rwanda vertonen verwantschap met de lofliederen uit zuidelijk Afrika.

Litt. R.Finnegan, Oral literature in Africa (1970); A.Gérard, Four African literatures: Xhosa, Sotho, Zulu, Amharic (1971); A.Gérard, African language literatures. An introduction to the literary history of sub-Saharan Africa (1980).

Bantoetalen

Mazisi Kunene is bekend geworden door zijn epische gedichten, waarin vooral het Zoeloevolk tot zijn recht komt. A.C.Jordan schreef de roman Ingqumbo Yeminyanya, die in de Afrikaanse letterkunde een belangrijke plaats inneemt, maar te weinig bekendheid geniet. Dhlomo uit Natal werd bekend door zijn Valley of a thousand hills. De politiek bewuste zwarte schrijver mijdt de Bantoetalen als medium, omdat hij niet wil dat zijn werk door de blanken als bewijs wordt gezien van hoe apart de zwarten wel zijn, als bewijs dus dat er geen Zuidafrikaans volk bestaat, maar dat er alleen diverse stammen zijn die diverse talen spreken.

Engelstalige letterkunde

In de jaren vijftig waren de Afrikanen nog volop betrokken bij de strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid. Het is dan ook niet verwonderlijk dat kolonialisme, cultuurconflicten en zwart-blank-verhoudingen aanvankelijk de belangrijkste thema’s van de Engelstalige zwarte schrijvers uit Afrika waren. Als voedingsbodem voor de roman gold echter ook het platteland. Dertig jaar later is er een verschuiving te zien. De schrijvers bemoeien zich nu meer met Afrika en zijn sociale problemen. Zij zijn bevrijd van het trauma van het kolonialisme, meer sociaal geëngageerd en bereid als instrument te fungeren. Van de oude garde hebben vooral Chinua -→ Achebe (Nigeria), Wole → Soyinka (Nigeria) en Ngugi wa Thiong’o, vroeger bekend als James → Ngugi (Kenia) door hun werken aangetoond dat de litteratuur van Afrika volwassen is geworden. Achebe werd bekend door zijn romans, waarin hij liet zien hoe de dorpelingen van vreedzame tot niet vreedzame bestaansvormen geraakten door de komst van de blanken. Later ging hij ook korte verhalen, gedichten en litteraire kritieken schrijven. Wole Soyinka werd bekend door zijn toneelstukken, maar schreef later toch vooral romans, waarvan recentelijk The man died (1972) en Aké: the years of childhood (1981). Bij Ngugi stond de Mau-Mau aanvankelijk centraal. Later publiceerde hij Three short plays (1970), Petals of blood (1977) en Devil on the cross (1982), die gezien kunnen worden als een aanval op corruptie en destructie in Kenia. In The trial of Dedan Kimathi (1977) keerde hij weer terug naar de Mau-Mau als bron van inspiratie. Hij haalde zich het misnoegen van de autoriteiten op de hals met zijn toneelstuk Ngaahika Ndeenda (1977), dat hem zelfs voor een jaar in de gevangenis deed belanden. Sindsdien woont hij noodgedwongen in Groot-Brittannië. De romans Heavensgate (1962), Labyrinths (1971) en Path of thunder (1971) van Christopher Okigbo, gesneuveld in Biafra, genieten grote faam. Ayi Kwei Armah uit Ghana had Afrika met zijn The beautiful ones are not bom (1968) satirisch onder de loep genomen. Daarna bleef hij kritisch in Fragments (1970), Why are we so biest? (1972) en Two thousand seasons (1979), waarin tijd en ruimte geen rol spelen. Geörge Awoonor Williams (Kofi Awoonor) uit Ghana groeide uit tot een dichter van internationaal formaat.

Er is een nieuwe generatie gekomen, zelfbewuster en politiek strijdbaarder, bereid om de taal te gebruiken als bevrijdingsmiddel. Van hen is vooral de produktieve Kole Omotoso uit Nigeria een voorbeeld, met zijn romans, korte verhalen en litteraire kritieken. Hij schreef o.a. The edifice (1971), The combat (1972), Sacrifice (1974), Fella’s choke (1974), The scales (1976) en The noose (1979). Onotoso is ondergedompeld in de cultuur van de Yoruba, die hij als kind indringend heeft beleefd. Ook uit Nigeria komt de dramaturg Femi Osofisan, van wie vooral The chattering and the song (1977), A restless run of locusts (1975) en Who’s afraid of Solarin? (1978) aandacht trokken. Opvallend is, dat er meer vrouwen als auteur debuteren, in Zuid-Afrika b.v. Tlali en Head (→ Zuid-Afrika, LITTERATUUR). In Nigeria is er aandacht voor de romans van Flora Nwapa: Efuru (1966), Idu (1969), Wives at war and other stories (1980) en One is enough (1981). Uit Ghana geniet Efua Theodora Sutherland bekendheid met Edufa (1969) en The marriage of Anansewa (1980). De te vroeg gestorven (Franstalige) Mariama Ba uit Senegal moet ook gerekend worden tot de vrouwen die ertoe bijgedragen hebben het beeld van de Afrikaanse vrouw te corrigeren. Een van de belangrijkste schrijfsters is de in 1944 in Nigeria geboren Buchi Emecheta. Zij schreef een autobiografie: Second-class Citizen (1975). Haar ‘culture shock’ in Engeland, het lot van een doorsnee Nigeriaanse vrouw die een mislukt huwelijk achter de rug heeft, beschreef zij in The joys of motherhood (1979), terwijl de bloedige burgeroorlog het thema vormt van Destination Biafra (1982). Emecheta toont aan hoe de vrouw feitelijk de dupe is van verschillende vormen van discriminatie en onderdrukking - door de mannen in traditionele sociale structuren, door de vaders die hen als bezit beschouwen, door politieke systemen enz. Haar werk omvat verder The bride price (1976), The slavegirl (1977) en The rapé of shawl (1983).

Kinderliteratuur kreeg allengs meer aandacht van de schrijvers en schrijfsters uit Afrika. In 1980 was de Frankfurter Buchmesse geheel gewijd aan litteratuur uit zwart Afrika, als een erkenning van het belang van litteratuur voor de geschiedenis van een volk en een continent.

De Afrikaanse schrijvers en schrijfsters zijn doelbewust bezig mee te werken aan een nieuwe orde in Afrika, aan gerechtigheid. De West- en Oostafrikanen worden aangevuld door hun broeders en zusters uit Zuid-Afrika, die onverdroten hun strijd voortzetten tegen een mensonterend systeem van uitbuiting. [V.A.February]

Litt. E.Palmer, The growth of the African novel (1969); O.R.Dathorne, The black mind. A history of African literature (1974); E.Obiechina, Culture, tradition and society in the West African novel (1975); N.J.Schmidt, Children’s books in Africa and their authors (1976); O.Ogunba en A.Trele, Theatre in Africa (1978); A.Irele, The African experience in literature and idiology (1981); M.Schipper, Afrikaanse letterkunde (1984).

< >