(De Wet van de Cyclussen). De tak van theosofische studie die wij de Wet van de Cyclussen of van de zich herhalende werkingen van de natuur zouden kunnen noemen, is bijzonder interessant en betreft een feit dat zo duidelijk in de ons omringende wereld aan de dag treedt, dat het bestaan ervan nauwelijks kan worden ontkend, behalve door hen die opzettelijk blind zijn.
We zien dat de natuur zich overal herhaalt, hoewel een dergelijke herhaling natuurlijk niet betekent dat bij iedere terugkerende cyclische activiteit dezelfde oude sporen worden gevolgd; want iedere herhaling is natuurlijk de uitdrukking van een min of meer ingrijpende wijziging van wat eraan voorafging. De dag volgt op de nacht, de winter komt na de zomer, de planeten draaien om de zonnen in regelmatige en periodieke banen; dit zijn vertrouwde voorbeelden van cyclische activiteit.
De Cyclussen in de natuur geven de tijdsperioden van periodieke terugkeer te zien waarin een evoluerend wezen of ding de energieën en vermogens waaruit hij bestaat tot uitdrukking brengt, zodat Cyclussen en evolutie als de twee zijden van een munt zijn: de ene zijde toont de tijdsperioden of Cyclussen, de andere geeft uitdrukking aan de energetische of substantiële hoedanigheden die in overeenstemming met deze cyclische tijdsperioden tot manifestatie overgaan; maar aan dit schijnbaar dubbele, maar in werkelijkheid enkelvoudige proces, liggen steeds diepgaande karmische oorzaken ten grondslag.