Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Gepubliceerd op 10-01-2025

Tichelaar Koninklijke Makkumer Aardewerken tegelfabriek

betekenis & definitie

Steenbakker-¬kalkbrander Feerk Jans Tichelaar beëindigde omstreeks 1700 zijn grofkeramische productie en verbouwde zijn tichelwerk aan de Grote Zijlroede in Makkum tot een gleibakkerij, een fijnkeramisch bedrijf voor het maken tinglazuuraardewerk: tegels en schotels.

Twee factoren droegen er toe bij dat beide producten zich ruim 150 jaren hebben gehandhaafd. Door vier elkaar opvolgende zonen was er een stabiele bedrijfsvoering die gesteund werd, behalve gedurende de Franse Tijd, door export naar NW.-¬Duitsland, Denemarken en Noorwegen. Door tijdige aanpassing bij wijziging van de markt hebben de volgende vijf elkaar opvolgende zonen het bedrijf tot heden voortgezet. Bij de kwijnende afzet van schotels, beëindigd in 1878, begon Jan Tichelaar in 1870 met platen, waarvan er 1.800 stuks tot 1900 werden afgeleverd. Piet Tichelaar begon in 1890 met een steeds uitdijend assortiment sieraardewerk dat tot 1980 stand hield.

Ook werd in die jaren het traditionele tegelassortiment aangepast bij architectonische vernieuwingen zoals de art nouveau. In 1930 ontwikkelde Jan Tichelaar de markt van gelegenheidsproducten zowel in aardewerk als in tegels in de vorm van tableaus. In 1970 greep Pieter Jan Tichelaar terug op de grofkeramiek door de bouw van een afzonderlijk bedrijf voor estriken, rietvorsten en andere bouwkeramische activiteiten. Jan Tichelaar legde in 1995 contacten met industriële ontwerpers, wat uitmondde in fantasievolle vormentaal in nieuwe keramiek.

< >