(Doesburg 27.8.1604 - Heeg 14.10.1669).
Schilder en schrijver, maakte in 1626 een grand tour naar Frankrijk en Italië, vertegenwoordiger van de Friese hofcultuur rond de stadhouder. Vertaalde uit het Frans satirisch werk van de Spaanse schrijver Quevedo en schreef de eerste Nederlandse roman, galant van aard. Bekend ook om een spottend soldatenlied in vele talen, waaronder het Fries. Als militair en later als stalmeester/escuyer in dienst van de Nassaus.Wrk.: Seven wonderlijcke ghesichten van dom Francisco de Quevedo (1641); Doolhof van Socia (1643, 1646); Klaeghende Troost-Liedt op de Vreede (1648; ed. Estrikken 82, 88-90); Christeijck hand-boecxken. insonderheyt voor die geenne die door den Ouderdom den Doodt beginnen te naderen (1663).
Zie: Zolang de wind 42; Moser, N., ‘Overdroomde dromen. Haring van Harinxma (1604-1609) als vertaler van Quevedo's Suenos', Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis 9 (2002); Spies. M., ‘Friese literatuur en de Nederlandse canon in de zeventiende eeuw', Phil. Fris. 1999 (2000) 295-296.