Een deel van de overledenen werd tijdens de Bronstijd onder een grafheuvel begraven.
De heuvels zijn veelal opgebouwd uit plaggen. Bij het aanleggen van een nieuw centraal graf op een bestaande heuvel werd de oude heuvel met een nieuwe deklaag (heuvelperiode) opgehoogd (& Allardsoog grafheuvels). De grafheuvels zijn te dateren aan de hand van de lijkbehandeling (inhumatie of crematie), eventuele grafgiften of (rand) structuren. In de Vroege-Bronstijd komen (met name op het Fries-Drents plateau) graven met steenkransen of steenkappen voor. In de Midden-Bronstijd zijn ringsloten en paalkransen gangbare randstructuren (& de grafheuvels van Oosterwolde-Langedijke en Weper-De Knolle), maar structuurloze heuvels (& grafheuvel van Drachten) komen ook voor. Graven uit deze periode sluiten vaak aan bij laat-neolithische of Vroege Bronstijd graven en vormen groepen van enkele grafheuvels. In de Late Bronstijd lijkt een groter deel van de overleden een heuvelbegraving te krijgen en ontstaan uitgestrekte grafvelden, waarin de doden in individuele graven gecremeerd in een urn zijn bijgezet (vandaar: urnenvelden),