Weekloon, o. (-en), zoo veel als men in eene week verdient.
*...MAKEN, o.
*...MAKING, v.
*...MAKEND, bn.
*...MARKT, v. (-en), markt die eens in de week gehouden wordt.
*...MOEDIG, bn. en bijw. (-er, -st), -LIJK, bijw. weekhartig.
*...PLAATS, v. (-en), plaats waar hennep of vlas geweekt wordt.
*...STAAT, m. (...aten), staat -, lijst die elke week opgemaakt wordt.