Wat is de betekenis van Weekloon?

2025-07-22
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Weekloon

s.n., wyklean (it).

2025-07-22
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

weekloon

o. weeklonen (loon per week).

2025-07-22
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

weekloon

o. (...lonen) weekgeld.

2025-07-22
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Weekloon

Weekloon, o. (-en), zoo veel als men in eene week verdient. *...MAKEN, o. *...MAKING, v. *...MAKEND, bn. *...MARKT, v. (-en), markt die eens in de week gehouden wordt. *...MOEDIG, bn. en bijw. (-er, -st), -LIJK, bijw. weekhartig. *...PLAATS, v. (-en), plaats waar hennep of vlas geweekt wordt. *...STAAT, m. (...aten), staat -, lijst die elke w...

2025-07-22
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-22
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-22
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten