Soep, v. (-en), afkooksel van vleesch met groenten, meel of andere spijzen vermengd; (fig.) lange uitwijdingen; veel omhaal van woorden.
*-ACHTIG, bn. naar soep gelijkende.
*-BORD, o. (-en), diep bord (voor soep).
*-ETER, m. (-s).
*-EETSTER, v. (-s).
*-ERIG, (-er, -st), bn. (fig.) langwijlig, met grooten omhaal van woorden.
*-JE, (B. -N), o. (-s), kleine hoeveelheid afkooksel; (fig.) vergif; een - geven, vergiftig.
*-KETEL, m. (-s).
*-KOM, v. (-men).
*-LEPEL, m. (-s).
*-SCHOTEL, m. (-s).
*-VLEESCH, o. gmv. gekookt vleesch, bouilli.