Gepubliceerd op 04-08-2020

Schelm

betekenis & definitie

Schelm, m. (-en), deugniet, booswicht, schurk; kleine -! (liefelijk woordje tot een kind); een - die wegloopt, (zek. bedreiging van makkers onderling); die arme -! drommel, ongelukkige.

*-ACHTIG, bn. en bijw. als een -, van eenen schelm, bedriegelijk; guiterig, snaaksch.
*-ERIJ, v. (-en), schurkerij, schurkenstreek, bedriegerij.
*-SCH, bn. en bijw.
*-STUK, o. (-ken), schelmerij.

< >