Radscheen, v. (...enen),
*...SCHIJF, v. (...ven), beslag van een wiel.
*...SPAAK,
*...SPEEK, v. (...aken, ...eken), spaak tusschen de as en het rondeel van het rad. *..SPARRE, v. (-n), remketting; schepbord (in het rad van eenen watermolen).
*...VELGE, v. (-n), rand van een rad die beslagen wordt.
*...VORMIG, bn.