Gepubliceerd op 04-08-2020

Inzieden

betekenis & definitie

Inzieden, ow. ong. door inkoken verminderen.

*...ZIEDSEL, o. (-s), afkooksel.
*...ZIEN, bw. onr. zien in (of op) iets, doorzien; bespeuren, ontwaren; kennen, weten, voorgevoelen, doordringen, onderzoeken; verschoonen, vergeven, verontschuldigen; wachten, talmen opschorten, uitstellen. -, o. gmv. gevoelen, meening; naar mijn -, mijns -s, onzes -s; inschikkelijkheid, gij moet - met hem hebben.
*...ZIGT, (B.
*...ZICHT), o. (-en), bedoeling, oogmerk, voornemen; inschikkelijkheid; toegeeflijkheid; opzigt, onderzoek, inspectie.
*...ZIJN, ow. onr. zie INWEZEN.
*...ZIJPELEN,
*...ZIJPEN, ow. gel. zijpelende -, droppelsgewijze binnen- of indringen.
*...ZIJPELING,
*...ZIJPING, v.
*...ZINKEN, ow. ong. door zinken invallen.
*...ZITTEN, ow. ong. in (iets) gezeten zijn; (fig.) er goed (of warm) -, zeer bemiddeld zijn, goed kunnen leven.
*...ZOET, bn. zeer zoet.

< >