Ontkoppelingseiwit 1; protonenkanaal in de mitochondriële membraan dat hoog tot expressie komt in bruin vetweefsel; ontkoppelt de ATP-productie van het elektronentransport waardoor alleen warmte geproduceerd wordt
Bij de cellulaire ademhaling in de mitochondriën ontstaat een protonengradiënt over de binnenmembraan die door ATP-synthase gebruikt wordt om ATP te genereren. Maar protonen kunnen ook gecontroleerd weglekken via het ontkoppelingseiwit UCP1, dat werkt als protonenkanaal. Als UCP1 open staat blijft de elektronentransportketen lopen, er wordt zuurstof verbruikt, maar er wordt geen ATP gemaakt, alleen warmte.
UCP1 is vooral bekend bij zoogdieren en komt tot expressie in zogenaamd “bruin vetweefsel” (“brown adipose tissue”, BAT). Dit ligt bij pasgeboren baby’s rond de schouders en de rug. Het weefsel is sterk doorbloed en de cellen bevatten kleine druppeltjes vet die snel gemobiliseerd kunnen worden; ze hebben een hoge dichtheid aan mitochondriën. De functie is het genereren van warmte waarvoor geen rillen nodig is (“non-shivering thermogenesis”).
UCP1-orthologen komen voor bij alle Deuterostomia, inclusief zeeëgels, maar niet bij Protostomia. In veel genomen worden ook paralogen (UCP2/3) aangetroffen. Wat de oorspronkelijke functie van UCP bij vissen en amfibieën is geweest is niet bekend. Bij reptielen, inclusief vogels, is UCP1 verloren gegaan. Pas bij zoogdieren heeft UCP1 zijn specifieke expressie in BAT gekregen, maar het gen is bij verschillende zoogdiergroepen gemuteerd en niet functioneel.
Onder andere varkens (Suidae) hebben een gemankeerd UCP1-gen (twee exons zijn verloren gegaan); ze missen ook bruin vetweefsel en moeten door rillen warmte opwekken. Varkensboeren weten dat en leggen de biggen onder een warmtelamp. Het wild zwijn, Sus scrofa, is het enige hoefdier dat een nest maakt voor zijn jongen, wat te zien is als een gedragsaanpassing aan de koude in gematigde streken die het gebrek aan UCP1 compenseert.