Mate waarin de fitness van de individuen in een populatie toe- of afneemt met de waarde van een fenotypisch kenmerk
Als een fenotypisch kenmerk, bijvoorbeeld lichaamsgrootte, gecorreleerd is met fitness, zal het de neiging hebben te veranderen onder invloed van selectie. De mate waarin dat gebeurt is grafisch in beeld te brengen door de fitness uit te zetten tegen de lichaamsgrootte, voor alle individuen in de populatie. Als maat voor fitness neemt men het “levenslang reproductief succes”, d.w.z. het aantal nakomelingen tijdens het hele leven, gecorrigeerd voor tussentijdse sterftekansen. De helling van de regressielijn is de selectiegradiënt.
Selectiegradiënt is een begrip uit de kwantitatieve genetica, waarin men kijkt naar fenotypische kenmerken die in een getal uitgedrukt kunnen worden. De selectiegradiënt, aangeduid met de letter β, bepaalt samen met de erfelijkheidsgraad h$$$^2$$$ de snelheid van evolutie, volgens de formule R = h$$$^2$$$β, waarin R de snelheid van evolutie is, uitgedrukt in Haldane. De theorie gaat er van uit dat de selectie constant is en één kant op werkt (directionele selectie) en dat de fitness volgens een rechte lijn afhangt van de waarde van het kenmerk (lineaire selectiegradiënt).
De kracht van deze theorie is dat de selectiegradiënt in principe meetbaar is in wilde populaties. Hoewel er vaak erg veel ruis op de gegevens zit kan men toch in veel gevallen significante selectiegradiënten aantonen. Dit illustreert dat veel fenotypische kenmerken in natuurlijke populaties onder selectiedruk staan en per generatie veranderen. Ook bij de mens is dat het geval, zoals aangetoond in de Framingham Heart Study. Bloeddruk, cholesterolgehalte, leeftijd bij eerste menstruatie, leeftijd bij menopauze, enz., evolueren nog steeds, ook in de moderne maatschappij.