Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 01-10-2019

Parallelle evolutie

betekenis & definitie

Voortbestaan van een structurele gelijkenis bij twee of meer verschillende soorten, die niet terug te voeren is op recente gemeenschappelijke afstamming maar ook niet convergeert naar eenzelfde structuur

Kenmerkend voor parallelle evolutie is dat een gelijkenis tussen soorten niet toe of afneemt maar ongeveer in dezelfde mate blijft voortbestaan. Als de verschillen toenemen spreekt men van divergente evolutie, als de verschillen kleiner worden is er sprake van convergente evolutie. Dat bij parallelle evolutie de structuren van twee of meer soorten niet convergeren naar dezelfde vorm, geeft aan dat natuurlijke selectie in dit geval een minder belangrijk proces is. Eerder is er sprake van neutrale evolutie, d.w.z. er zijn geen grote voor- of nadelen aan het hebben van die structuren.

Toch is het onderscheid tussen convergente en parallelle evolutie niet altijd duidelijk en in veel gevallen is er discussie over. Het klassieke voorbeeld is de overeenkomst in lichaamsvormen tussen de buideldieren van Australië en de placentale zoogdieren van Europa en Azië (vgl. Tasmaanse buidelwolf en Europese wolf, buidelmol en Europese mol, buidelrat en placentale rat, enz.). De vraag is waarom de Australische buideldieren, die behoren tot een andere zoogdiergroep (Marsupialia) dan de Euro-Aziatische zoogdieren (Placentalia) zulke vergelijkbare lichaamsvormen laten zien. Dit wordt meestal geïnterpreteerd als een schoolvoorbeeld van convergente evolutie, d.w.z. aanpassingen aan vergelijkbare ecologische niches op de twee continenten. Maar de moderne interpretatie is dat de ontwikkelingsprogramma’s voor deze vormen al besloten lagen in de voorouder en dat evolutie op de twee continenten parallel is verlopen vanwege overeenkomsten in de ontwikkelingsgenen.

De interpretatie van de Australische fauna (is het convergentie of parallelliteit) was een bekend onderwerp van debat tussen de evolutiebiologen Richard Dawkins en Stephen J. Gould.