Onderkaak van gewervelde dieren, deel van het cranium dat tanden en kiezen draagt en samenwerkt met de maxilla ten behoeve van het verwerken van voedsel; eerste kaakpoot van geleedpotige dieren
De mandibula bestaat uit een corpus (het horizontale gedeelte) en een min of meer rechtopstaande ramus die aan de bovenkant in twee punten uitloopt. De voorste daarvan is de processus coronoideus, die de kauwspier ondersteunt en de achterste is de condylus waarmee de kaak articuleert in de schedel. De overgang tussen corpus en ramus is vrij recht en hoekig bij de man en afgerond bij de vrouw; dit is één van de seksueel dimorfe kenmerken van het skelet.
In het corpus zit een opening, genoemd foramen mentale, waar zenuwen en bloedvaten door lopen. Deze opening is bij de neanderthaler groter dan bij de mens in verband met het grotere aangezicht.
De mandibula wordt aangelegd als een gepaarde structuur; bij een pas geboren kind zijn de linker en rechter helft aan de voorkant losjes met elkaar verbonden middels een symfyse van kraakbeen. Later groeien ze aan elkaar vast.
Aan de mandibula hechten twee kauwspieren. De breedte van de ramus is een goede indicator voor de sterkte van die spieren. De musculus temporalis loopt van de coronoideus, onder de jukbeenboog door naar het wandbeen, bij veel zoogdieren tot aan de sagittale kam op de schedel. De m. masseter hecht aan de ramus en loopt naar de jukbeenboog.
Ook één van de kaakpoten van kreeftachtigen en insecten wordt mandibula genoemd. Deze kaken staan aan weerszijden van de mondopening en werken samen met het labrum (bovenlip) en de maxillen (tweede kaakpoten). De mandibula van Arthropoda is niet homoloog met de mandibula van gewervelde dieren.