Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 31-05-2020

Kiemplasmatheorie

betekenis & definitie

Door de Duitse bioloog August Weismann geformuleerd principe dat de kiembaan in een vroeg embryonaal stadium gescheiden wordt van het soma, waardoor tijdens het leven verworven veranderingen in het soma niet doorgegeven worden aan de nakomelingen

Het principe van scheiding tussen de kiembaan (gameten) en het soma (lichaam) is zeer fundamenteel in de biologie. Het werd geformuleerd in 1892 door de Duitse bioloog August Weismann (1834-1914), een groot aanhanger van Darwin. Zijn kiemplasmatheorie is tevens een belangrijke basis voor de evolutie, omdat het verklaart waarom evolutie van generatie op generatie gaat en niet tijdens het leven van een individu. Het idee van Weismann bleek volkomen correct te zijn, zelfs voordat de wetten van Mendel waren herontdekt aan het begin van de twintigste eeuw.

In een beroemde proef fokte Weismann muizen gedurende 22 generaties. Elke generatie coupeerde hij de staarten, maar nooit werden er muizen zonder staarten geboren. Weismann noteerde ook dat er in het Midden-Oosten, waar al een eeuwenlange traditie heerst van besnijdenis, nooit jongens geboren worden zonder voorhuid.

De scheiding tussen kiembaan en soma wordt de Weismann-barrière genoemd. In 1970 gaf Francis Crick er een moderne verklaring voor die hij het “centrale dogma van de moleculaire biologie” noemde. Daarin stelde hij dat informatie alleen overgedragen kan worden in de volgorde DNA, mRNA, eiwit, fenotype en niet andersom. Tegenwoordig weten we dat hier ook uitzonderingen op zijn (zie de ensie over epigenetica).

Bij de embryonale ontwikkeling van de mens ontwikkelen de stamcellen voor de gameten zich uit het dorsale endoderm van de dooierzak en migreren dan langs de primitiefstreek naar de genitale plooi in het mesoderm. Daar vermeerderen ze zich door mitose en vormen de geslachtscellen. De gonade omvat dus zowel somatische cellen als kiembaancellen.