Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 29-03-2019

Soma

betekenis & definitie

Lichaam; alle organen bij elkaar die niet tot de kiembaan behoren

De kiembaan (Engels: “germ line”) is de doorgaande lijn van erfelijk materiaal dat van generatie op generatie wordt doorgegeven bij de geslachtelijke voortplanting. De rest van het lichaam noemt men soma. Men spreekt ook van somatische cellen tegenover geslachtscellen. Bij dieren zijn de somatische cellen diploïd en de gameten haploïd.

De kiembaan produceert elke generatie een nieuw soma, maar de overerving gaat via de kiembaan, niet via het soma. Het inzicht dat soma en kiembaan gescheiden zijn is toe te schrijven aan de Duitse zoöloog August Weismann (1834-1914). Weismann coupeerde de staarten van muizen gedurende 20 generaties en constateerde dat er nooit muizen geboren werden zonder staart. Hij merkte ook op dat in het Midden-Oosten een eeuwenlange traditie heerst van besnijdenis maar dat er nooit jongens geboren worden zonder voorhuid.

Men noemt de scheiding tussen soma en kiembaan de “Weismann”-barrière. Die barrière verhindert dat tijdens het leven verworven kenmerken overerven, een belangrijk evolutionair principe van het darwinisme. Later kwam er een moderne verklaring voor toen Francis Crick in 1970 zijn “centrale dogma van de moleculaire biologie” poneerde waarin hij stelde dat informatie alleen overgedragen kan worden in de volgorde DNA, mRNA, eiwit, fenotype en niet andersom. Tegenwoordig weten we dat hier ook uitzonderingen op zijn (zie de ensie over epigenetica).

De term soma wordt ook in andere biologische contexten gebruikt, bijvoorbeeld het soma van een neuron is het cellichaam met de kern, het centrosoom is het lichaampje aan de top van de spoelfiguur bij de celdeling en autosomen zijn niet-geslachtschromosomen.