Proces waarbij een soort door genetische aanpassing ontsnapt aan een acute verstoring of een langzame verslechtering van het milieu
Omdat natuurlijke selectie voortdurend aanpassing aan veranderende milieuomstandigheden oproept is vaak voorgesteld dat soorten door te evolueren ook aan door de mens veroorzaakte negatieve invloeden kunnen ontsnappen. Uit de milieutoxicologie is bekend dat plaaginsecten al binnen enkele generaties resistentie tegen insecticiden kunnen ontwikkelen. Vissen kunnen resistent worden tegen sterke verontreiniging met industriechemicaliën in het sediment. Van planten weten we dat er zelfs nieuwe soorten kunnen ontstaan op bodems met hoge gehalten aan zware metalen. Het verschijnsel is ook bekend in de medische wereld, waar het gebruik van antibiotica door middel van selectie op mutante micro-organismen heel snel kan leiden tot resistenties.
Sinds 2012 wordt in de ecologische literatuur de vraag opgeworpen of soorten die bedreigd worden door mondiaal veranderende factoren zoals verzuring van oceaanwater, habitatfragmentatie en klimaatverandering zich ook zouden kunnen “redden” door evolutie. Het zou een eco-evolutionaire terugkoppeling betekenen: een verandering in de ecologie roept een evolutionaire respons op die weer leidt tot een andere ecologie, enz.
Toch geven studies aan natuurlijke populaties geen eenduidig bewijs voor evolutionaire redding bij klimaatverandering. De koude-aangepaste megafauna van het Pleistoceen was niet in staat zich aan het veranderende klimaat aan te passen en stierf uit. De huidige planten en insecten reageren op veranderende klimaatfactoren vooral met een verschuiving van hun verspreidingsgebieden, niet met aanpassingen.
In zijn algemeenheid wordt evolutionaire redding beperkt door (1) te kleine populaties, vooral bij bedreigde diersoorten, (2) gebrek aan bestaande genetische variatie, (3) zeldzaamheid van mutaties die resistentie kunnen opwekken, (4) te milde selectiedruk en (5) kosten die gepaard gaan met resistenties.