Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 13-10-2019

Cisgenese

betekenis & definitie

Het maken van een genetisch gemodificeerd organisme door introductie van een stuk DNA afkomstig van een andere variëteit van dezelfde soort

De term cisgenese wordt vooral gebruikt ter onderscheid met transgenese en intragenese (zie de betreffende lemma’s). Het Latijnse woord “cis” betekent “aan deze kant”. Met cisgenese wordt benadrukt dat het recombinant-DNA afkomstig is van dezelfde soort, gedefinieerd als een seksueel compatibel organisme. Het gaat dan meestal om een ander ecotype of een wilde variëteit, die eigenschappen heeft die het ontvangende organisme niet heeft (bijvoorbeeld ziekteresistentie). Door cisgenese probeert men die eigenschappen ook te introduceren in het commercieel belangrijke ras.

Naargelang de reikwijdte van het geïntroduceerde recombinant-DNA kan cisgenese meer of minder omvattend zijn. Gaat het alleen om het open leesraam van een gen, of worden de introns ook meegenomen? Wordt de promoter van de ontvangende plant gebruikt of maakt de promoter onderdeel uit van het overgedragen DNA? Omdat cisgenese meestal uitgevoerd wordt met behulp van Rhizobium radiobacter (beter bekend onder de oude naam Agrobacterium tumefaciens) zullen in de gemodificeerde plant ook de flankerende sequenties van het vector-DNA (T-DNA) aanwezig zijn. Dit is een verschil met intragenese (zie aldaar).

Het begrip cisgenese is geïntroduceerd door de Wageningse onderzoekers Schouten en Jochemse, in het jaar 2000. Door binnen de grens van kruisbare soorten te blijven, zo argumenteerden ze, vervallen de ethische bezwaren tegen “onnatuurlijk ingrijpen” en zijn ook de veiligheidsaspecten gewaarborgd. Er ontstond vervolgens discussie over de vraag of cisgenese uitgezonderd kon worden van de (uitvoerige) risicobeoordeling die van toepassing is op genetisch gemodificeerde organismen. Veel onderzoekers zijn daar voor, maar binnen de Europese Unie is er nog geen overeenstemming over.