Thatcherisme - vnl. pejoratieve benaming voor het, door velen als meedogenloos ervaren, sociaal-economisch beleid van de Britse premier Margaret Thatcher, leidster van de Conservative Party van 1975 tot 1990 en premier van 1979 tot 1990. Kenmerken zijn een vergaande privatisering; voortdurend de hand op de knip, waarbij vooral onderwijs en gezondheidszorg stiefmoederlijk behandeld worden. De term, die wordt toegeschreven aan professor Stuart Hall, dateert al uit de jaren zeventig (althans in Groot-Brittannië), maar werd pas echt courant in de jaren tachtig.
Thatcherisme maakt Labour anti-centralistisch. de Volkskrant, 29-09-86
De kranten met de grootste oplagen zijn steevast die met de meeste blote borsten en billen op pagina 3 en met de vurigste pleidooien voor nog meer Thatcherisme. Het Parool, 23-04-87
Op genadeloze wijze wordt momenteel in het parlement de rode draad van onrechtvaardigheid bloot gelegd die door het Thatcherisme loopt. de Volkskrant, 22-04-88
Heath trok zich terug en het Thatcherisme nam de Conservatieve Partij over. Vrij Nederland, 30-04-88
Hij heeft moeite met de nieuwe machtspositie ‘die ons in de schoot geworpen is’. Met het Thatcherisme en het economisch rigorisme dat daarmee gepaard gaat. Elsevier, 14-12-96
Groot-Brittannië is weer een ander geval, maar ook daar hebben de liberalen niet weten door te breken, wel New Labour, dat overigens lijkt door te gaan in het sociaal-economische spoor dat door het thatcherisme voor het eerst is getrokken. HP/De Tijd, 30-03-97