Softie - (Eng.), jeugdtaal voor ‘doetje; slappeling; veel te zachtaardig persoon’. → socio, watje.
En nu word je ineens een ‘softie’. Rinus Ferdinandusse: De haren van de vos, 1983
De softies hebben zich gedistantieerd van de gewelddadigheid. Elsevier, 08-11-86
Wie zei daar dat CD’S voor ‘softies’ waren? Oor, 05-09-87
Dat ze een pleidooi houdt voor minder zware straffen en het vaker opleggen van alternatieve straffen als dienstverlening of het volgen van een therapie, betekent niet dat Winnie Sorgdrager een ‘softie’ is. Opzij, maart 1992
Hemingway was bij U vergeleken een softie. Annemarie Oster: Brieven naar boven, 1992
Terwijl de rappende softies tegenwoordig constant zingen alsof ze een stijve plasser hebben... Nieuwe Revu, 26-11-97