Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 15-06-2017

Ordi(e)

betekenis & definitie

Ordi(e) - informele jeugdtaal voor ‘ordinair’. Sinds de tweede helft van de jaren tachtig populair geworden.

C.J. Le Duc, zaakvoerder van het exquise etablissement Aquarius in de hoofdstedelijke Spuistraat, herinnert zich nog hoe het allemaal begon. ‘Vroeger in de Regulierbree was het SPA ROOD, TERRIËR en VICTORIA en dan had je het wel zo’n beetje gehad. Behoorlijk ordi.’ Vrij Nederland, 20-12-86

Lekker ordi dus om het maar eens popi te zeggen. Oor, 04-04-85

Zo’n brandkaarsnummer hoeft van mij helemaal niet, maar is extra ordi als het slecht is. Opzij, januari 1985

Oh vriendin, we zijn echt te beeldig, zo ordi. Haagse Post, 28-01-89

Al die lekkere wijven, met die kontjes en die zalige ordi-koppen. Playboy, november 1993

Allemaal worden ze door hem voorzien van Albert Cuyp-lippen en veel te zwaar opgemaakte ogen, die hen er niet alleen identiek, maar ook onnodig hard en een tikje ordi doen uitzien. HP/De Tijd, 04-05-97

ook als zelfstandig naamwoord:

ordinair persoon. Gedverderrie, een Country-Ordi. Oor, 30-05-87

Niet alleen ‘ordi’s’, ook nette koppen rijden in terreinwagens. Elsevier, 21-03-98

< >