Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 15-06-2017

Opschonen

betekenis & definitie

Opschonen - van ballast ontdoen; reinigen; opruimen. We hebben hier te maken met de herwaardering van een archaïsme. In de oorspronkelijke betekenis ‘schoonmaken wat vuil is’ werd dit werkwoord, volgens het WNI, rond 1900 vrijwel alleen in Groningen en Drenthe gebruikt. Eerder werd het vanaf de achttiende eeuw transitief gebruikt voor ‘reinigen; verfraaien van wat al mooi is’, en intransitief, vooral m.b.t. opklarend weer. In de nieuwe betekenis, sinds eind jaren zeventig in zwang, is dit werkwoord vooral populair in politieke kringen.

Het kabinetsbeleid, zegt hij, is gericht op lastenverlichting, opschonen van regelgeving, herverdeling van werk, en een scala aan maatregelen dat specifiek is gericht op de moeilijkheden aan ‘de onderkant’ van de arbeidsmarkt. Elsevier, 18-02-93

In de Tweede Kamer zijn tussen de dertig en de veertig lobbyisten geaccrediteerd, dat wil zeggen dat ze een pasje hebben waarmee ze in en uit kunnen lopen. Het zijn er wel eens meer geweest, maar het bestand wordt momenteel opgeschoond. HP/De Tijd, 11-10-96

De betrekkingen tussen Paramaribo en Den Haag moeten opgeschoond worden. Nieuwe Revu, 22-10-97

Stuur McKinsey er maar op af, opschonen die handel. Nieuwe Revu, 22-04-98

< >