Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 14-06-2017

Kraakwacht

betekenis & definitie

Kraakwacht - iemand, vaak een student, die al dan niet gratis een leegstaand huis mag betrekken dat anders toch maar gekraakt zou worden. Een kraakwacht heeft evenwel weinig of geen rechten. Het verschijnsel van de kraakwachten ontstond in het begin van de jaren tachtig, als reactie op het toenemende kraken van woningen. Handige zakenlui treden op als bemiddelaars tussen eigenaars die vrezen voor hun pand en personen, veelal studenten, die de woningen kraakvrij willen houden. Ook in samenstellingen, zoals kraakwachtbureau. → anti-kraakwacht.

Maar over de mogelijkheid van huren, kraakwacht of wat voor variant dan ook was geen gesprek te voeren. Rein van der Wiel: Gezicht op Haarlem, 1986

Uitgerekend het onroerend goed waar het in de Leegstandswet van 1981 allemaal om draaide - de leegstaande duurdere panden en bedrijfsruimten - hoeven niet te worden aangemeld. Goed nieuws dus voor speculanten en kraakwachtbureaus. Vrij Nederland, 12-11-88

Wel is er verschil tussen vuil worden en jezelf bevuilen, en dat laatste zou ik elke overheidsdienaar willen verbieden op straffe van steniging. Betaalde bijbanen van volksvertegenwoordigers bij voorbeeld, zoals bij 45 van de 54 CDA-kamerleden. Maar een Rotterdamse D66-er, die als ‘kraakwacht’ gratis voor een tijdje een villa mag bewonen? Het Parool, 23-03-91

‘Wat de kraakbeweging al jaren bedreigt, is de kraakwacht. Dat is onze natuurlijke vijand,’ zegt Verbruggen. Kraakwachten zijn veelal studenten die op verzoek van eigenaar of makelaar (tegen betaling of om niet) een pand bewonen en zo voorkomen dat krakers hun slag kunnen slaan. Trouw, 03-04-96

In het gebouw hebben twee kunstenaars geruime tijd als ‘kraakwacht’ gewoond. NRC Handelsblad, 16-08-96

Dat is het grote voordeel van het wonen als kraakwacht: je houdt nog eens wat geld over. HP/De Tijd, 29-08-97

< >