Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 07-06-2017

Dinosaurus

betekenis & definitie

Dinosaurus - iemand van de oude stempel; persoon met als verouderd beschouwde denkbeelden; ouwe rot in het vak. Vaak pejoratief.

Genesis: het voortbestaan van een muzikale dinosaurus. Oor, 02-05-S7

Door bijna een etmaal lang alles te zien wat nog leefde en beweerde rock te spelen kon je zien wie echt iets waard was en wie te licht woog of tot Dinosaurus was verworden. Humo, 14-05-87

Natuurlijk, het waren orthodoxe communisten, dinosaurussen, die terug wilden naar het stenen tijdperk van het communisme. de Volkskrant, 21-03-92

‘De steentijd van de dinosaurussen Mitsotakis en Papandreou is voorbij,’ roept hij op alle dorps- en stadspleinen die hij handenschuddend aandoet. Elsevier, 09-10-93

Mobutu was Zaïre, en nu hij ziek en afwezig is valt het uiteen. Portret van een ‘dinosaurus’ en het land dat hij ontredderd achterliet. HP/De Tijd, 08-11-96

Eind maart kwam er een ‘fotofinish’ aan te pas om te weten wie van de twee, de jonge ster of de dinosaurus, het duel had gewonnen. DS Magazine, 27-12-96

Bij de huidige roep om christendemocratische partijvernieuwing geldt het oudgediende Tweede-Kamerlid Ad Lansink (62) als de dinosaurus van het CDA. Nieuwe Revu, 26-03-97

< >