Duits : Stockente
Engels : Mallard
Frans : Canard colvert
Fries : Wylde Ein
Betekenis wetenschappelijke naam:
eend met platte, brede bek.
Dit is verreweg de meest bekende eend in ons land. Bijna alle verwilderde en tamme boeren-, dorps- en stadseenden stammen in hun bonte verscheidenheid af van de Wilde Eend.
Opmerkelijk dat deze populaire eend het moet doen met een zo fantasiearme naam zoals ook het synoniem Wildente (OZV, Ter) en Gewone Eend.
De grote populatie van de in het land voorkomende Wilde Eenden bestaat uit zowel broed- als trekvogels. Het aantal volksnamen is legio maar soms even weinigzeggend als de officiële naam.
Met de volgende namen wordt in het algemeen het vrouwtje van de Wilde Eend bedoeld: Eend, And (Goe), Aind (Gr), Aene (Ach), Aende (Ach, KvO),Ende (Ach, ZVl), Ewn (Sch), Eng, Enj (Wee), Eenje (Wee), Eintsje (Fr), Einfoegel (Fr) , Engdveugel (Wie), Jeent, Ient en Heend (Tex). Een van jagers afkomstige naam voor de eend is Bruinkop.
De Woerd - synoniemen: Wunder, Wartel, Waard, Waalt, Wenderik, Wuunder, Haaneend en Wuurd - wordt vanwege de groene kop en de witte halsring respectie- velijk Groenkraag en Ringeend genoemd.
De Groningse naam Gruinschilde Ein doelt op de groenschalige eieren.
Ook Wïdik(e), Enderik en Erpel (OZV, Vla) zijn namen voor de woerd. De laatste, een reeds in het Middelnederlands voorkomende naam, heeft vermoedelijk betrekking op de donkere veren.
Aan het feit dat de soort nogal eens als lokeend in eendenkooien werd gehouden, herinneren ons namen als Hok-eend, Kooier, Kwaker(eend), Roeper en Reuperke
(Ach). Een ‘blok’ is de naam voor een houten lokeend. Ook de Wilde Eend wordt Blok (ZVl) of Blokeend (Lb, Vla) genoemd. Een en ander zou doelen op de blokvormige blauwe ‘spiegel’ met witte randen op de vleugel. Vandaar ook de volksnaam Spiegeleend. De oorspronkelijke betekenis van Blokeend moet een algemene zijn, n.l. ‘grote, zware eend’.
Stoereend is afkomstig van het Duitse Storent, dit wegens het storen of woelen van de modderige bodem als de eend in ondiep water voedsel zoekt; het zogenaamde grondelen. Deze naam lijkt nu de betekenis van stoere eend te hebben gekregen.
Soms wordt de Wilde Eend aangeduid met een min of meer klanknabootsende naam zoals Aar(ke), Eark (Fr), Erk (Sch), Ierk (Fr) en Jerk (Fr). De lokroep van de woerd herkennen we in Waeke (Fr, Kam), Wiek (Fr, Kam), Wier(e)k (Twe), Wiedik (Ach), Waetel (ZBW), Week (KvO), Wèèke (Ach).
Enkele namen zinspelen mogelijk op plaatsen waar eenden regelmatig vertoeven. Het element ‘wiel’ in Wiel-ende (Ach), Wielder (NLb) en Wieler (KvO) is een ander woord voor kolk of plas, het element ‘wijk’ in Wijker (KvO) kan duiden op een zogeheten (zij)vaart in veenderijen.
De achtergrond van de volksnamen Winder en Buuender (Ach) is ons onbekend. Met Spreeuwkop (NH) wordt een bastaardvorm met een spreeuwachtige kop bedoeld. Boele (ZVl) geldt min of meer als een koosnaam die ontleend is aan het Middel- hoogduitse buole dat ‘vriend’ betekent.
Bij poeliers is het gewicht en de prijs van de Wilde Eend de standaard Hele Bout, aan de hand waarvan de prijs van andere eendensoorten wordt bepaald.
In België noemt men hem Goele(ken), een woord van Keltische herkomst (verg. Engels Gull), afgeleid van wailer (= jammeraar).
Ten slotte een paar namen voor jonge eenden: Pul, Piel, Pyl (Fr), Piele (Goe, ZVl) en Piel-ende (Ach). Ze schieten n.l als pijltjes over het water. Het is vast geen toeval dat we “poele, poele” roepen om die eendjes te lokken. De oorsprong komt van het Latijnse pillula = ‘haarbal’. Daarmee zijn de donsjongen goed getypeerd.