Duits : Blaumeise
Engels : Blue Tit
Frans : Mésange bleue
Fries : Blaumieske
Betekenis wetenschappelijke naam:
blauwe ‘Parus’.
De aanduiding ‘pimpel’ zoals ook vermeld in de volksnamen Pimpel(tje) en Pimpelmezeke (Vla) is afkomstig van het Middelnederduitse pimpeln dat zwak of teer (van gezondheid) betekent. Opmerkelijk is dat het woord pimpelpaars is afgeleid van de kleur van de Pimpelmees. De kobaltblauwe kleur komt, naast de wetenschappelijke en de Friese naam, tot uitdrukking in Blauwmees(je) (Gr, Lb), Blauwmeeze (Goo), Hemelmees (Kem) Blauwkopje (Kem), Blauwköpke (NB), Blauw Petje (Ach), Blauwkopmees (ZH), Blauwmu(t)ske (Fr), Blaumuuske (SFr), Blaauwmastje (Gr), Blaeuwe Mêêze (ZBW), Blaauwmutsje (Gr), Blauw(winter)maiske (Gr) en Blausyske (Fr). In het Friese Blaukopkedidyt is ‘didyt’ klanknabootsend gevormd (vergelijk het Engelse Tit). De naam Blauwselpoppie benadrukt naast de blauwe kleur, de witte wangen en nek van de mees.
Waarschijnlijk is de bijnaam Stijfselkoppie afgeleid van de vorige en ingegeven door de gedachte aan wasmiddelen. Een moderne omschrijving van hem is ‘Mus in een trainingspakkie’
De streeknaam Osseköpke (NB) is ook een passende bijnaam voor de Staartmees en wordt daar nader toegelicht. De naam Meelmees duidt vermoedelijk op de witte wangen en nek, de naam Ringelmees op de donkere halsring. Zijn bescheiden, wat scherpe roep is verwoord in Pieperken (WNB).
In vergelijking met de grotere Koolmees of Dubbele Mees wordt de Pimpel zowel Kleine Mees, Klein Mezeke (Vla) als Enkele (Bij) Mees (Wag) genoemd. De indicatie ‘bijmees’ vinden we voor meerdere mezensoorten vermeld. Het is bijna alleen de Koolmees die zich als een echte ‘bijenjager’ gedraagt. Zo vonden we ook voor de Pimpelmees namen als Biemeiske (Lb), Bijemieësje (ZLb) en Biemeeze (Twe). In zijn boek ‘Onze Vogels, de nuttige en schadelijke’ van Dr. W.C.H.
Staring (1875) lezen we bij de Pimpelmees de passage: “De naam bijmees is ontleend aan het bijgeloof dat zij de bijenkorven wel eens te na zouden komen. Men kan dit als zuiveren laster beschouwen.”
Vogelvangers noemden destijds het mannetje van de Pimpelmees Hijtje en gaven het vrouwtje de naam Zoutje, een verbasterd ‘Zijtje’.